Leestijd
|
5 minuten |
Geplaatst op
|
27 mei 2024 |
ACT therapie steunt op zes zuilen of vaardigheden die elkaar versterken. Samen zorgen ze voor meer psychische flexibiliteit. Praktijkdocent Paul Camp raadt therapeuten van harte aan om met de zes kernprocessen aan de slag te gaan. “Wie oefent met ACT wordt een betere coach.” We nemen de zes processen uit de ACT hexaflex met hem door.
Veel negatieve gedachten van mensen gaan over het onveranderlijke verleden of mogelijke gevaren in de toekomst. En niet over ervaringen in het hier en nu. Voor onze geest is het moeilijk de aandacht bij het heden te houden. Ze speculeert liever over vroeger of later. “Om het contact met het hier en nu te versterken maakt ACT gebruik van mindfulness”, zegt Paul. “We gebruiken de technieken van mindfulness om beter om te gaan met gedachten. Die gedachten mogen er best zijn, als ze maar geen manier zijn om de realiteit te vermijden.”
De tweede zuil in ACT is cognitieve defusie. Mensen zijn soms geneigd bepaalde gedachten volledig te zien als realiteit. Bijvoorbeeld ‘Iedereen is tegen me.’ Cognitieve defusie zorgt ervoor dat je een stap achteruit doet en deze gedachte minder serieus neemt. Zodat je het niet meer als dé waarheid ziet. Paul: “Door een ander perspectief aan te nemen kun je de ‘realiteit’ relativeren. De negatieve emotie blijft, maar je plaatst deze in een ander perspectief. Zoals: ‘De gedachte dat iedereen tegen me is roept negatieve emotie bij me op’.”
De naam zegt het al: bij ACT therapie draait veel om acceptatie. Dat betekent dat je je openstelt voor pijnlijke en negatieve emoties en dat je erkent dat die bij het leven horen. Acceptatie staat tegenover experiëntele vermijding. Daarbij ga je negatieve emotie uit de weg en blijf je er weerstand aan bieden. Bijvoorbeeld: ‘Ik ben depressief en bang voor wat er allemaal kan misgaan, dus ik blijf maar op bed liggen.’ Paul: “Dit soort negatieve emoties zijn een normaal onderdeel van het leven. Accepteer dat, maar ga toch dingen doen die je leven aangenamer maken.”
Binnen ACT wordt een belangrijk onderscheid gemaakt tussen het denkende zelf en het observerende zelf. Het denkende zelf zijn de gedachten die het verhaal vertellen over wie we zijn. ‘Ik ben somber’. Het observerende zelf heeft aandacht voor wat je op dit moment ervaart en voelt. Dat deel van de geest ligt dichter bij je zintuigen in het hier en nu. ‘Ik ben een man/vrouw en ervaar op dit moment gevoelens van somberheid’. Paul: “ACT stimuleert het tweede deel: jezelf als beschouwer. Dat leidt tot psychologische flexibiliteit, waarbij je minder star en minder rigide naar jezelf kijkt.”
“Binnen ACT gebruiken we waarden als een kompas”, zegt Paul, “ze geven richting aan je leven. Waarden gaan over alles wat iemand belangrijk vindt in het leven. Denken over waarden leidt tot persoonlijke groei. Waarden geven zin aan het leven. Bijvoorbeeld empathie, naastenliefde, mededogen of vrijheid.” Door na te denken over een ander perspectief op het leven vanuit je waarden en niet vanuit je problemen kom je verder tot het kerndoel van ACT: een rijker en voller leven.
Als je eenmaal hebt bepaald wat je waarden zijn, kun je overgaan tot actie. Je baseert keuzes en handelingen dan op wat waardevol is in het leven. Die handelingen leveren voldoening op en versterken de vijf andere kernprocessen van ACT. “Dit is niet altijd even makkelijk”, geeft Paul toe. “Toegewijde actie gaat over ‘doen wat mogelijk is’ binnen de beperkingen van je realiteit, op basis van je belangrijke persoonlijke waarden. Een vrouw die last heeft van chronische vermoeidheid kan bijvoorbeeld maar enkele uren per dag actief zijn. Maar zij benut die uren wel optimaal om dát te doen wat echt belangrijk voor haar is.”